Emy Engel (17) uit Lelystad is trampolinespringster. In november gaat ze met geld dat ze zelf met crowdfunding heeft opgehaald naar de Bulgaarse hoofdstad Sofia waar het jeugd wereldkampioenschap plaatsvindt. ‘Ik vind het heel spannend, maar vooral ook heel leuk,’ vertelt Emy.
Reizen naar het buitenland voor wedstrijden is voor Emy niet nieuw. Zo ging ze al eens naar België, Duitsland en Tsjechië. Tsjechië was vorige week nog. “Ik heb aan die wedstrijd mee kunnen doen omdat ik meer geld ophaalde dan ik nodig had voor het WK”, legt Emy uit. Toch is een WK heel anders dan een normale wedstrijd, vindt ze. “Bij vriendschappelijke wedstrijden moedig je elkaar aan en de zaal staat vol met trampolines. Maar bij het WK staan er twee trampolines in een enorme zaal en gaat het echt om de winst. En iedereen kijkt naar je. In Bulgarije krijg ik dan ook training in de wedstrijdzaal om te wennen aan het idee.” Emy vindt het tot nu toe nog niet heel spannend. “Maar ik denk dat als ik er eenmaal sta dat ik het wel heel spannend vind.”
Ophaalactie
Om mee te doen met het wereldkampioenschap moest Emy 2500 euro ophalen. Trampolinespringen wordt namelijk nog niet gezien als officiële topsport. Om die reden kreeg ze geen geld van de Turnbond. “Gelukkig heb ik ruim 3.000 euro opgehaald via crowdfundig”, zegt Emy trots. “Met het overgebleven geld kon ik vorige week nog mee naar Tsjechië voor een wedstrijd.”
WAGC Jeugd WK
In november vertrekt Emy dus voor een week naar Bulgarije voor het wereldkampioenschap. “Mijn ouders, zusje en opa en oma vliegen er zelfs heen om mij aan te moedigen. Dat vind ik heel lief. Mijn opa en oma zijn mijn grootste fans,” lacht ze. “Die waren al trots toen ik mijn eerste koprol deed.”
De eerste drie dagen in Bulgarije zijn om te trainen en te wennen aan de wedstrijdhal. Daarna volgen de wedstrijden, die uit twee onderdelen bestaan: individueel en synchroon. “Het synchroon springen heb ik lang niet gedaan. Dat is wel spannend. Maar gelukkig heb ik dan iemand naast me staan die samen met mij gaat trampolinespringen.”
Het hele interview is te vinden in de Flevopost.
Foto: Leo Rieksen